
Deze keer gewoon een macro opname van een vlieg.
Op deze foto staat een rups van een spanner soort, ik vermoed dat het gaat om een rups van de grote wintervlinder. Spanvlinders zijn veelal tere vlinders met grote vleugels en een dun achterlijf. De voelsprieten zijn bij de mannelijke vlinders kort gevederd en bij de vrouwelijke vlinders draadvormig. De meeste soorten vliegen in de schemering of 's nachts; een aantal soorten vliegt ook overdag. De rupsen zijn zeer kenmerkend doordat zij naast hun voorpoten (3 paar) slechts één paar buikpoten en één paar naschuivers hebben. Zij vertonen hierdoor een heel specifiek loopgedrag: bij het lopen spannen zij hun lichaam telkens als een boog om de volgende 'stap' te nemen, zodat het lijkt of zij hun wandeling afmeten (Geometridae = landmeters). De meeste soorten verpoppen in de grond; een aantal soorten in een cocon op de plant. (Teks van de site: fotowebsite rupsen en vlindersdoor Albert Jacob Wit)
Vandaag een foto van een dansvlieg gemaakt in de tuin. Dansvliegen lijken erg veel op roofvliegen, maar ze zijn meestal wat slanker gebouwd. Maar het zijn ook rovers, die vaak met opvallend grote prooien rondzeulen. De grote soorten zijn bovendien gemakkelijk te herkennen aan hun lange steeksnuit. De familie dankt haar naam aan de gewoonte van de mannetjes om tijdens de balts te dansen in de lucht.
De afgelopen periode zag ik ze op meerdere plaatsen zowel in mijn tuin als in het bos de rozenkever. Volwassen rozenkevers (Phyllopertha horticola) zijn 8-12 mm lang en hebben rood-bruine, lichtbehaarde vleugels met een donkere zoom. Het halsschild is metaal-groen tot zwart glanzend. Ze verschijnen afhankelijk van seizoen tot seizoen in de maanden mei tot juni waardoor ze nogal eens verward worden met junikevers. Tijdens de eerste nacht dat de adulten actief zijn, vindt de paring plaats. Diezelfde nacht nog kruipen de wijfjes in de grond en graven zich in tot een diepte van 10 tot 25 cm om er hun eieren af te leggen.
Deze groene stinkwants was druk bezig met het leggen van eieren toe ik haar fotografeerde.
Geen gemakkelijke soort om te benaderen, deze foto is gemaakt vanuit een kijkhut. Oeverlopers komen vooral als doortrekker in Nederland voor en zijn dan van andere steltlopers zoals debosruiter en het witgatje te onderscheiden door de kortere poten. Ook het typische fourageergedrag waarbij de kop en de staart voortdurend heen en weer bewogen worden is een kenmerk van de oeverloper. In de vlucht is de vogel te herkennen aan de witte vleugelstreep. De vogel vliegt laag over het water met snelle, trillende vleugelslagen, afgewisseld met korte glijvluchten.
Een foto van een paapje, een vogelsoort die ik de laatste jaren steeds minder tegenkom in het veld. Het paapje is vaak rechtop zittend te zien op een hoge uitkijkpost, waar vandaan de vogel jaagt op insecten of zijn zang laat horen. Door intensivering van de landbouw is het leefgebied van het paapje voor een groot gedeelte verdwenen of minder geschikt geworden. Hierdoor en door de afname in het voedselaanbod is het paapje sterk in aantal achteruit gegaan.
Enige tijd geleden weer naar de Rieselfelder, een vloeiweidegebied in de omgeving van Munster, geweest. Daar deze foto gemaakt van de Canadese gans. De Canadese gans is de grootste gans die in Europa voorkomt. Oorspronkelijk kwamen deze ganzen alleen in Noord-Amerika voor, maar ze zijn in Engeland, Ierland en Zweden en in Nieuw-Zeeland ingevoerd en verwilderd. Ze zijn nu ook in Nederland te zien: als wintergast maar in toenemende mate ook als broedvogel.
Een soort van deze maand de Meikever, deze zat op een tak in het Haaksbergerveen en dat gaf mij de gelegenheid om rustig foto's te maken. Deze forse bruine kever is de laatste jaren weer iets vaker in Oost- en Midden-Nederland te zien. Vroeger waren meikevers in het hele land zeer algemeen en vormden soms een plaag door eikenbomen kaal te vreten.
Als je door de weilanden en natuurgebieden wandelt komt je ze regelmatig tegen: koeienvlaaien, paardenvijgen en schapenkeutels. Verse mest kan je in het voorbijgaan vaak herkennen door de wolk van vliegjes die er van opstijgt en die soms hinderlijk in je gezicht komt. Een van die vliegjes is de gele strontvlieg en het zijn dan vooral de mannetjes die op de vlaaien zitten.
Valt niet mee om deze kleine beestjes scherp op de foto te krijgen maar deze is aardig gelukt.
De grote gele kwikstaart is maar iets groter dan de gewone gele kwikstaart, maar hij is altijd te herkennen aan de lange, altijd zwarte staart. Grote gele kwikstaarten hebben een uitgesproken voorkeur voor snelstromend water. Ze fladderen langs beekjes en bergstroompjes, gaan af en toe op een steen of een tak zitten en wachten tot ze een insect kunnen verschalken.
Tijdens een bezoek aan de Buurserbeek zag ik deze bruine vuurvlinder vliegen en ik kreeg de kans om er een paar foto's van te maken, dit is er één van. De Bruine vuurvlinder is uit het westen en uit het zuiden aan het verdwijnen en komt nu nog voor op de Veluwe en in het noordoosten. En nu dus ook weer in twente. De Bruine vuurvlinder komt voor in graslanden, hoogvenen, veenheiden en bermen.
Op Koninginnedag een rondje wezen fietsen en toen ook even langs de beek gekeken of de beekrombout al aan het uitsluipen was. Nou dat gebeurde op dat moment volop, op diverse plaatsen zag je libellen uitsluipen. Een geweldig mooi gezicht en ik kon er een mooie serie foto's van maken, hierbij een collage van het uitsluipen.
Deze foto van parende dansvliegen heb ik gemaakt in het Haaksbergerveen. Dansvliegen lijken erg veel op roofvliegen, maar ze zijn meestal wat slanker gebouwd. Verder zijn het ook rovers, die vaak met opvallend grote prooien rondzeulen. De grote soorten zijn bovendien gemakkelijk te herkennen aan hun lange steeksnuit. De familie dankt haar naam aan de gewoonte van de mannetjes om tijdens de balts te dansen in de lucht. Elk mannetje heeft dan een versgevangen prooi bij zich. Als er een wijfje komt opdagen, dan maakt zij haar keuze uit de dansende mannetjes. Het paartje trekt zich dan terug en terwijl het mannetje paart, zuigt het vrouwtje de prooi leeg.
Ze zijn er nog maar pas weer de Bonte vliegenvangers, deze kon ik op de foto zetten in de buurt van een nestkastje. De Bonte vliegenvanger is een broedvogel van loof- en gemengde bossen, en broedt ook in oude parken en grote tuinen. Hij broedt in holen, maar maakt ook vaak gebruik van nestkasten op plaatsen waar natuurlijke broedplekken niet voorhanden zijn. Vanaf de eerste helft van de 20e eeuw broedt deze soort in Nederland.Bonte vliegenvangers overwinteren in tropisch Afrika. Begin oktober zijn de meeste naar Afrika vertrokken, en rond de tweede helft van april worden de eerste weer in Nederland gezien.
Een soort die meestal zo rond eind april vliegt is het oranjetipje. Ik kon dit vrouwtje enkele dagen geleden op zijn waardplant de pinksterbloem fotograferen. Het mannetje van het oranjetipje kun je heel makkelijk herkennen. Als je goed kijkt dan zie je dat hij oranje punten op zijn vleugels heeft! De vrouwtjes hebben die niet en lijken daarom veel op de witjes. Als je naar de onderkant van de vleugels kijkt, kun je de vrouwtjes-oranjetipjes en witjes wel uit elkaar houden: de onderkant is bij de oranjetipjes wit met groene vlekjes (gemarmerd) en bij de witjes gewoon wit.